Het gevecht bij Mook

Tussen paal 163,5 en 166 werd de Maaslinie bezet door 3-II-26 R.I. onder bevel van de reservekapitein F.G.H van Hoogenhuize, versterkt met een sectie van M.C.-26 R.I., bediening stuk 8 staal en een detachement van het Korps Politie Troepen van de Groep Haps.

Zij beschikten over 2 rivierkazematten met daarin één kanon van 5 cm en één zware mitrailleur, 1 stuk 8 staal alsmede 6 gietstalen koepels en 7 S-kazematten (stekelvarken) In de kazemat stonden ook 4 zware mitrailleurs en 9 lichte mitrailleurs. Bij de laatstgenoemde 13 kazematten behoorden schuttersputten, samengesteld uit platen van gewapend beton ingelaten in het dijklichaam.

In het gehele compagnies vak was een hekversperring van prikkeldraad aangebracht. Het stuk 8 staal stond ingegraven in een open opstelling, ingegraven in de dijk op ongeveer 100 meter zuidelijk van het veer. De opdracht van het detachement Korps Politie Troepen was de bezetting van de beide rivierkazematten, het springen van de spoorbrug over de Maas, het spoorviaduct over de weg Katwijk-Klein Linden en de veerpont te Katwijk.

De oudste sectiecommandant, reserve 1e luitenant F.H. Montulet was belast met het stellen van twee boomverhakkingen en één aspergeversperring. De commandopost was gevestigd in een boerderij aan de weg Katwijk-Klein Linden aan de oostzijde van het spoorwegviaduct, ongeveer 300 meter achter de frontlijn. Het bataljon had zijn commandopost ingericht in Haps en er was een telefoon verbinding tussen het bataljon, de compagnie en de politietroepen. In de compagnie was er verder geen enkele telefoonverbinding.

Een verslag van het gevecht

Tegen middernacht 9 mei 1940 ontvangt de 1e Lnt F.H. Montulet opdracht van de compagniescommandant om de hindernissen aan te brengen. Zelf gaat de Kap  F.G.H. van Hoogenhuize om 02.00 uur naar de overzijde om te controleren of het stellen van de hindernissen goed geschied was.

Om 03:00 uur betrekt de compagnie de opstellingen in opdracht van de Commandant Peeldivisie en om 04:00 uur passeren talloze vliegtuigen, gaande van Oost naar West, de rivier. De vernielingen aan het spoorviaduct en de pont worden uitgevoerd en verlopen zonder moeilijkheden.

Bij het stellen van de verhakking op de weg Groesbeek-Mook weigeren  twee ladingen waardoor deze hindernis pas bij het aanbreken van de dag gereed was.  De 1e Lnt F.H. Montulet gaat per fiets terug naar de Maas en bij aankomst daar wordt op dat moment de spoorbrug gesprongen. Het is ongeveer 04:30 uur. Het gros van de manschappen dat bij deze hindernissen heeft gewerkt kan de Maas niet meer bereiken en geraakt in krijgsgevangenschap.

De eerste Duitse patrouilles vertonen zich tussen 04:30 en 05:00 uur aan de Maas en omstreeks 05:30 uur wordt de compagnie met artillerie onder vuur genomen. Het eerste vuur wordt geleid door een laagvliegend vliegtuig wat berichtenkokers afwerpt bij de Duitse artillerieopstellingen.

Ongeveer tussen 08:30 en 09:00 uur wordt de eerste overgangspoging gedaan door de Duitsers. Even te voren om ongeveer 08:00 uur zakt een sleepboot  met een grote aak de rivier af en neemt – aangezien de spoorbrug de doorvaart verspert – een ligplaats op de Maas ongeveer ter hoogte van het dorp Mook. Deze aak ligt in het schootsveld van de zware mitrailleurs. Dit wordt gemeld en er wordt opdracht gegeven aan het stuk 8 staal om het schip de grond in te boren. Echter de aak ligt buiten het schootsveld van het stuk 8 staal en aan de opdracht kan niet voldaan worden.

De 1e Lnt Montulet verlaat zijn kazemat om de vereiste maatregelen bij het kanon te treffen, maar wordt even later ernstig gewond en moet worden afgevoerd. Het schip blijft liggen en vormt een hindernis in het schootsveld. De Duitsers hebben  van deze dekking zoveel mogelijk gebruik gemaakt. De eerste poging wordt volkomen afgeslagen, evenals de latere tweede en derde aanval.

Bijzonder krachtig treedt de vijandelijk artillerie op tegen de rivierkazemat-zuid en de kazematten 115S en 114G, welke vuur kunnen uitbrengen op de plaats van het Maasveer en de naaste omgeving. Ook het stuk 8 staal maakt deel van dit vuren. Als vroeg in de morgen Duits geschut aan de Maas verschijnt mogen ze hier niet op vuren omdat de opdracht is om alleen op pantser- en vechtwagens te vuren.

Het  lukt niet om de kazematten tot zwijgen te brengen. Omstreeks 11:00 uur werpt de vijand één of meer pantser-bestrijdings-kanonnen van 8,8 cm in de strijd. Alle drie de kazematten zijn door projectielen van dit geschut doorboord. Het 8,8 PAG is in stelling gebracht achter een heg onmiddellijk boven de veerpontoprit.

De rivierkazemat zuid ligt van 05:30 tot 11:00 uur onder artillerievuur. Na 11:00 uur ontvangt zij voltreffers, vermoedelijk van de 8,8 PAG. De toestand wordt nu hachelijk. Plotseling dringt een projectiel door het schietgat in de kanonkamer, waar het detoneert. Zes korporaals van het Korps Politie Troepen zijn op slag dood en één korporaal raakt gewond. Het kanon is vernield en in de kazemat breekt brand uit.

Als laatste worden de Noordelijke kazematten uitgeschakeld en de commandopost, de reserve-kapitein F.G.H van Hoogenhuize komt hierbij om het leven. Omstreeks 13:00 uur marcheren de Duitse troepen over de weg Katwijk richting Klein Linden.

Dertien gesneuvelden en een aantal gewonden waarvan er 16 met name bekend zijn, vormen de geleden verliezen, die gelet – op de ingezette aanvalsmiddelen-  betrekkelijk klein zijn. Ongetwijfeld moet dit worden toegeschreven aan de uitstekende gevechtsopstellingen.

Het overgrote deel  van de compagnie wordt krijgsgevangen gemaakt, slechts vier onderofficieren met delen van hun groep bereiken de Peel- en Raamstelling. De burgers van Katwijk en Klein Linden komen er zonder offers af. Zij zijn vroeg in de morgen geëvacueerd naar Groot Linden en Beers. Groot is de materiele schade aan het dorp Katwijk.

De namen van de gesneuvelden van 3-II-26 R.I. zijn later aangebracht op het Monument voor de Nederlandse Militairen tezamen met de gevallen van het II-26 R.I. te Katwijk waar jaarlijks op 10 mei een herdenking plaats vindt.